Vlees en zuivel eten zou geen moreel dilemma moeten zijn. Het is een technologisch probleem dat opgelost kan worden, vindt publicist Pepijn Vloemans. Zijn opinie over de toekomst van vlees.
Zo’n tien millennia geleden domesticeerde de mens de eerste dieren. We leerden ze gebruiken voor onder andere voedsel, kleding en hun spierkracht. Deze domesticatie is uitgegroeid tot een rechtstreekse bedreiging van onze gezondheid, een ramp voor het klimaat en de grootste morele onrechtvaardigheid van deze tijd.
De feiten spreken voor zich. Jaarlijks worden er wereldwijd meer dan tachtig miljard landdieren geslacht (en zo’n tweeduizend miljard vissen). 70% van alle antibiotica wordt, vaak preventief, gebruikt bij dieren die we opeten. Bijna 77% van alle landbouwgrond ter wereld wordt inmiddels gebruikt voor diervoer. Veeteelt is hierdoor de belangrijkste oorzaak van de vernietiging van de laatste oerbossen met unieke diersoorten. En – zo weten we nu – dicht op elkaar levende dieren zijn de perfecte kraamkamer voor nieuwe virusvarianten. Vee is ten slotte verantwoordelijk voor ten minste 14% van alle broeikasgassen ter wereld. Veel dieren leiden een ellendig bestaan van geboorte tot dood: een leven met weinig bewegingsruimte, soms zonder het daglicht te zien, vaak eindigend in een pijnlijke slachting.
Wat te doen? De veehouderij nóg een beetje efficiënter maken, nog meer melk uit een koe persen? Vrijwillig minder vlees eten? Vlees duurder maken? Sympathieke ideeën, maar ze zijn niet de oplossing in een wereld met steeds meer mensen die steeds rijker worden. Dat de vraag naar vlees en zuivel de komende decennia gaat stijgen staat praktisch vast.
"Het échte probleem is dat de koe – net als de verbrandingsmotor – een doodlopende technologie is"
Doodlopende technologie
Het probleem is namelijk niet dat Nederlanders te veel vlees eten. Het échte probleem is dat de koe – net als de verbrandingsmotor – een doodlopende technologie is in een wereld met acht miljard mensen. Willen we dit fundamentele probleem oplossen, dan moeten we terug naar de tekentafel. Het goede nieuws is dat er op die tekentafel een oplossing klaar ligt: de tweede domesticatie. En deze keer betreft het geen dieren, maar cellen.
Vlees, vis en zuivel kunnen worden gemaakt door dierlijke cellen (‘gecultiveerd vlees’) en micro-organismen (‘precisiefermentatie’). In plaats van veeteelt en visserij kunnen we het eindproduct dat we willen, brouwen – zonder tussenkomst van dieren. Zónder antibiotica, virussen, massaal geweld tegen dieren en mét een veel grotere efficiëntie. Dit is geen science fiction maar een bewezen recept waar inmiddels miljarden aan durfkapitaal heen vloeien. De start-ups schieten als paddenstoelen uit de grond – van Gourmey (foie gras) in Parijs tot Those Vegan Cowboys (melk en kaas) in Gent en Meatable (rund- en varkensvlees) in Delft. Wereldwijd zijn er honderden start-ups actief.
Ondanks het enthousiasme van investeerders en ondernemers zijn we er nog lang niet. Dit is een project van de lange adem. Wat nog ontbreekt, is de steun van overheden voor deze cellulaire revolutie. Net zoals overheden energie uit zon en wind en elektrische auto’s steunen, zal een soortgelijk beleid moeten worden gevoerd voor nieuw voedsel.
De tijd is er nu rijp voor. Maar de publieke financiering van cellulaire landbouw is klein bier vergeleken met de miljarden die naar de energietransitie vloeien. In 2020 ontving het Spaanse onderzoeksprogramma Meat4all bijvoorbeeld 2,7 miljoen euro financiering van de EU. Vorig jaar ontving Mosa Meat een Europese subsidie van 2 miljoen euro. Er is nog veel meer fundamenteel onderzoek nodig en de markt moet enorm opschalen. Het is vroeg dag, maar juist dat betekent dat Nederland een rol van betekenis kan spelen. Zo vaak komt er geen kans voorbij waarbij we de wereld ten goede kunnen veranderen en een nieuwe industrie kunnen scheppen.
Wereldwijd speelt Nederland al mee in de eredivisie van nieuwe eiwitten. Mosa Meat en Meatable zijn ver gevorderd met het cultiveren van vlees. The Protein Brewery uit Breda loopt voorop met het brouwen – ook wel fermenteren genoemd – van gezonde en lekkere eiwitten uit simpele suikerbieten. Het Wageningse FUMI Ingredients maakt eiwitten zonder kippen. Nederland heeft een fantastische kans om wereldwijd marktleider te worden van deze cellulaire landbouw – zoals we nu kampioen reguliere landbouw zijn.
Goedkeuring nodig
Willen we de wereldwijde leider op het gebied van voedsel blijven, dan moet de overheid in actie komen. Er zijn drie dingen nodig.
Ten eerste moeten start-ups duidelijkheid krijgen over de termijn waarop ze hun producten kunnen verkopen. Momenteel is de verkoop van gecultiveerd vlees in Europa nog niet goedgekeurd. Nederland moet zich dus in Brussel sterk maken voor het wegnemen van onnodige bureaucratie bij markttoelating. Nederland loopt het risico dat landen als Israël, China en Singapore (en sinds kort het onafhankelijke Verenigd Koninkrijk) geliefdere vestigingsplaatsen worden voor start-ups. De start-up Eat Just – die zich oorspronkelijk wilde vestigen in Nederland – is om die reden al verhuisd naar Singapore. Met succes: in Singapore werd eind vorig jaar het eerste stuk gecultiveerd kippenvlees verkocht in een restaurant.
Ten tweede moet er op grote schaal fundamenteel onderzoek gedaan worden waarvan de kennis vrijelijk wordt gedeeld. In de VS is onlangs met dit doel een nationaal instituut voor cellulaire landbouw opgericht. Waarom? De huidige start-ups halen geld op van private investeerders, maar hun kennis blijft daardoor meestal ook achter gesloten deuren. Nieuwe start-ups kunnen er dus niet op voortbouwen. Juist fundamenteel, publiek gefinancierd onderzoek dat openbare kennis oplevert, versnelt de ontwikkeling van het héle veld.
Ten slotte moet een nieuwe generatie wetenschappers en ondernemers worden opgeleid die deze sector kan opschalen. In Singapore is sinds dit jaar het eerste universiteitsvak te volgen dat volledig gericht is op nieuwe eiwitten. Hetzelfde moet gebeuren in Nederland. We zijn het aan onze eer verplicht. Het eerste patent voor gecultiveerd vlees is verleend aan de Nederlander Willem van Eelen in 1999. En de eerste gecultiveerde hamburger is ontwikkeld aan de Universiteit Maastricht door Mark Post, die internationaal furore maakte toen hij in 2013 de eerste gecultiveerde hamburger live op televisie liet bakken en opeten.
Markttoegang voor start-ups, publiek gefinancierd onderzoek en universiteiten die curricula aanbieden over precisiefermentatie en gecultiveerd vlees – tezamen zorgen deze factoren er voor dat Nederland de slimste wetenschappers en ingenieurs ter wereld kan aantrekken. Dit heeft een aanzuigende werking op nog meer talent, want slimme mensen willen nu eenmaal in de buurt zijn van andere slimme mensen die interessante dingen doen. De bedrijven – en de belastinginkomsten van de toekomst – volgen vanzelf.
Investeringen
En ja, dat vergt aanvankelijk investeringen – maar daar zijn al potjes voor. In het coalitieakkoord is 25 miljard euro beschikbaar gesteld voor de transitie van landbouw. Ten minste een deel van dit geld zou naar fundamentele oplossingen als fermentatie en gecultiveerd vlees moeten gaan. Het nationaal groeifonds zou ook een grotere rol kunnen spelen in het opschalen van deze veelbelovende nieuwe industrieën.
Uiteindelijk komt het neer op de vraag wat voor toekomst we nastreven. Willen we als Nederland kampioen verbieden en beprijzen worden? Willen we vliegen en vlees duurder maken?
Economisch is hier geen speld tussen te krijgen. Het gevaar is dat mensen klimaatbeleid gaan associëren met een lagere levenstandaard. Daarnaast werken klimaattaksen vaak regressief – de laagste inkomens worden het hardst geraakt. En de effecten van verbieden en beprijzen zijn doorgaans provinciaals: door een paar miljoen Nederlanders iets minder te laten doen, hebben we de andere miljarden mensen op aarde nog niet overtuigd om ons voorbeeld te volgen.
"Het gevaar is dat mensen klimaatbeleid gaan associëren met een lagere levensstandaard"
De andere mogelijkheid is dat Nederland kampioen innovatie en opschaling wordt. Het probleem is dan niet dat mensen te veel vliegen, maar dat we nog geen elektrische vliegtuigen hebben. Het probleem is dan niet dat we te veel vlees eten, maar dat we fermentatie en gecultiveerd vlees nog niet opgeschaald hebben. Het doel van de overheid is niet langer om alles wat slecht is voor het klimaat duurder te maken, maar de technologieën te steunen die vlees en zuivel en vliegen goedkoper en schoner maken dan nu.
Agenda van overvloed
Dit is, met andere woorden, een ‘agenda van overvloed’. Zo’n agenda heeft als doel om ons zo snel mogelijk uit het huidige tijdperk van fossiele brandstoffen en dierlijke eiwitten te innoveren. En dat kan alleen maar door fundamentele nieuwe technologie te pionieren.
De voordelen van een agenda van overvloed zijn tweeledig. Ten eerste betekent het dat we door nieuwe technologie cellulaire landbouw niet alleen nationaal maar wereldwijd kunnen versnellen. De positieve effecten zijn dus potentieel enorm – vergelijk het met de invloed van Tesla op de auto-industrie.
Ten tweede zorgt een agenda van overvloed ervoor dat Nederland een interessant land wordt voor een nieuwe generatie bedrijven die zich hier vestigen en belasting gaan betalen. Hier ligt gelijk ook een kans voor Nederlandse boeren, die tot de meest innovatieve ter wereld behoren. Hun expertise in gezond en veilig voedsel produceren en ondernemerschap zullen noodzakelijk zijn om de tweede domesticatie voldoende snel op te schalen.
Vlees en zuivel eten zou geen moreel dilemma moeten zijn. Het is een technologisch probleem dat opgelost kan worden. De spierkracht van dieren is al eerder vervangen door de uitvinding van de motor. We kunnen zonder tussenkomst van dieren genoeg eten produceren voor iedereen op aarde én op grote schaal landbouwgrond teruggeven aan de natuur. Hoe sneller we dit probleem oplossen, hoe beter voor de wereld – en de Nederlandse economie.
Pepijn Vloemans is publicist. Hij is oprichter van De Optimist, een nieuwsbrief over vooruitgang en ondergewaardeerde ideeën. Zie voor zijn nieuwsbrief: pepijn.substack.com. Dit artikel is eerder verschenen in NRC.