Herman Konings is veranderingspsycholoog en trendanalist. Hij beheert sinds 1992 het Antwerpse trend- en toekomstonderzoeksbureau Pocket Marketing/nXt. Als bevlogen verhalenverteller schrijft Konings voor Food Inspiration regelmatig over de trends die hem opvallen. 

In 2016 overleed Umberto Eco, emeritus hoogleraar in de betekenisleer (semiotiek) aan de oudste universiteit van Europa, de Università di Bologna. Eco was bij het grote publiek vooral bekend vanwege zijn middeleeuwse detectivebestseller De Naam van de Roos. Als veranderingspsycholoog en trendwatcher heb ik altijd een professioneel zwak gehad voor Eco. Mij heeft hij gelaagd leren lezen. Niet zozeer toen ik De Naam van de Roos las – dat was in mijn middelbareschooltijd – maar later toen ik tijdens mijn opleiding aan de Katholieke Universiteit Leuven (de op een na oudste universiteit van Europa), de opdracht kreeg om een kort tekstje van Eco kritisch te ontleden. De tekst had Eco exclusief geschreven als dankbetuiging voor het eredoctoraat dat mijn universiteit hem in 1985 gunde.

De titel van zijn uiteenzetting greep me meteen aan: ‘Latratus Canis’ - Geblaf van een Hond. Op geheel eigenzinnige wijze probeerde Eco te achterhalen of het geblaf van een hond (en in die trant ook het gekoer van een duif, het gebalk van een ezel of het geburl van een hert) puur en alleen een luchtverplaatsing door de stembanden van een dier is, aangevuurd door oergevoelens van angst, waakzaamheid, honger, pijn, verliefdheid... of dat het een doelbewuste, bijna gearticuleerde vorm van communicatie is. Met andere woorden, is er sprake van een opeenvolging van oprispingen van een hond of is er een bewuste hondentaal vol betekenis? 

Uitblinkend in jaloersmakende Eco-ïsmen, wist Eco me te enthousiasmeren voor de nobele kunst van duiding en interpretatie. En nog steeds, tot op de dag van vandaag. Eco is voor mij de maître-patissier van de millefeuilles van betekenissen. Hij had de gave om van zowat alle aardse en zelfs bovenaardse fenomenen meerdere lagen betekenis af te pellen. Of het nu gaat om de allegorische schilderkunst van de vijftiende-eeuwse Vlaamse Primitieven, het design van de doorzichtig-pastelkleurige iMacs uit 1998 of de songteksten van Zucchero Fornaciari, op Eco’s betekenisscanner stond geen rem. Ik heb van Eco vooral geleerd dat een trendwatcher niet enkel moet watchen (waarnemen) en catchen (grijpen), maar vooral moet be-grijpen. En dat je de betekenis die voor het grijpen ligt, stelselmatig moet wantrouwen. Niets is immers wat het lijkt.

“Eco is voor mij de maître-patissier van de millefeuilles van betekenissen.”

Toen de New York Times enkele jaren geleden aan Umberto Eco vroeg welke disruptieve uitvinding hij tot op heden het meest belangrijk achtte, nomineerde mijn held niet de stoommachine, de televisie, de microchip of het wereldwijde web, maar hield hij een vurig pleidooi voor... een handvol peulvruchten. Hij motiveerde deze verrassende keuze voor de boon, de erwt en de linze door de leefomstandigheden van boeren en buitenlui in de vroege middeleeuwen – tussen de vijfde en de twaalfde eeuw – te memoreren.

In het Europa van die tijd devalueerden Barbaarse invasies de Romeinse beschaving in een rap tempo: steden werden geruïneerd, de grote verbindingswegen werden verwaarloosd en op de landerijen werd nauwelijks nog voedsel verbouwd. De ‘donkere’ middeleeuwen hadden hun naam niet voor niets: honger, onveiligheid en armoede vielen onze voorvaders ten deel, zowat vijftig generaties geleden. De gevolgen voor de volksgezondheid lieten niet op zich wachten: tuberculose, eczeem, maagzweren, tumoren en de zwartste van alle ziekten, de pest, zorgden voor een snelle ontvolking van het Europese vasteland met een dieptepunt van nauwelijks vijftien miljoen inwoners in de achtste eeuw. 

Bij het begin van het tweede millennium keerde het tij en zorgden radicale hervormingen in politieke, culturele, economische en ambachtelijke kringen ervoor dat het bevolkingsaantal verdubbelde en mogelijk zelfs verdrievoudigde tussen 1000 en 1500 na Christus. Historici schrijven deze ommekeer toe aan nieuwe landbouwinzichten: in de tiende en de elfde eeuw werd geleidelijk een nieuw driejaarlijks rotatieschema voor gewassen geadopteerd dat akkerbouwers in staat stelde het land vruchtbaarder te maken. De armste middeleeuwers – in die dagen het gros van de bevolking – konden zich nauwelijks vlees veroorloven, maar kwamen proefondervindelijk tot het besef dat peulvruchten dezelfde voedingswaarde hadden als een groot stuk mals rundvlees. De werkende klasse had de proteïne in groente ontdekt en kreeg daardoor uitzicht op een langer, gezonder en procreatiever leven. 

De stelling van Eco is dus dat dé ontdekking tot op heden niet een of andere complexe configuratie van schakels en draden is, maar een peulenschil van Moeder Natuur: de boon. Simpelweg omdat de Europese bevolking zonder bonen niet in een paar middeleeuwen zou zijn verdubbeld en daardoor het aantal Europeanen vandaag niet in de honderden miljoenen zou zijn gelopen. En u? U zou vermoedelijk mijn schrijfsel voor Food Inspiration niet kunnen lezen: óf u bestond niet, óf wij bestonden niet, óf Eco niet ... omdat onze verre voormoeders vermoedelijk (peul)vruchteloos zouden zijn gebleven!

Grazie mille, Umberto, omdat je me geleerd hebt dat een blik in de toekomst ook om een gelaagde terugblik in de tijd vraagt.

Tegen 2100 zal vermoedelijk weer gepeild worden naar de belangrijkste ontdekking of doorbraak van de eenentwintigste eeuw. En ik maak me sterk dat een verre nazaat van Eco de genetisch gemodificeerde boon zal nomineren, omdat deze op grote schaal en tegen een naar westerse maatstaven verwaarloosbare kostprijs zal zijn gecultiveerd in dorre gebieden in het zuidelijk halfrond. En ook omdat transgene groenten de traditionele, omslachtige en dure wijze van vaccineren overbodig zullen hebben gemaakt, waardoor de zogenaamde ontwikkelingslanden werkelijk tot landen in ontwikkeling zullen kunnen uitgroeien en daardoor aanspraak kunnen gaan maken op een volwaardige zitplaats in de werkkamer van de wereldeconomie... Tenzij een of andere historische snijboon er tegen die tijd toch weer soep van heeft gemaakt.

///

Lees ook de vorige column van Herman Konings over wat een witte onderbroek ons kan leren over bodemgezondheid »