Het fameuze restaurant Le Garage in Amsterdam sluit na 33 jaar definitief de deuren. Nog één keer reden voor Hans Steenbergen om oprichter Joop Braakhekke lof toe te zwaaien. ‘Braakhekke was de laatste echte restaurateur van Nederland.’
De twinkeling in zijn ogen, de guitige blik, de welgemanierde flirt, de onberispelijke geklede gastheer, de gepassioneerde vakman, een bronzen stemgeluid. Als je bij Joop Braakhekke (1 april 1941 -8 december 2016) op bezoek was, was er geen ontkomen aan: als een magneet trok hij alle aandacht naar zich toe. En gul als hij was, meester in de sierlijke levenskunst die gastronomie kan zijn, gaf hij sprankeling terug aan iedereen die restaurant Le Garage frequenteerde.
Met het faillissement van Le Garage wordt een belangrijk hoofdstuk uit de geschiedenis van het Nederlandse restaurant gesloten. Braakhekke was de vakman, de restaurateur, de artiest. Toen hij in 1990 zijn opvallende brasserie opende, had hij net een hoogoplopend conflict achter de rug met Bilderberg over kosten en opbrengsten van restaurant De Kersentuin. Getergd en onbegrepen vertrok Braakhekke met slaande deuren uit het restaurant waar chef Jon Sistermans, een andere gastronomische grootheid, een ster stond te koken. Braakhekkes culinaire wraak op de hotelketen was de opening van zijn eigen droom in Amsterdam-Zuid: Le Garage, ontworpen door architect Cees Dam. Met zijn lichtcirkels, vele spiegels en rode banken was Le Garage een opvallend nieuwe verschijning in de restaurantwereld. De inrichting was een directe verwijzing naar het theater, de andere grote liefde van Braakhekke.
Zien en gezien worden
Zien en gezien worden. Dat werd het credo bij Le Garage. Vele beroemdheden – schrijvers, artiesten, ondernemers – schoven aan om te genieten van de Franse keuken met een moderne twist. Niet de chef stond hier in de spotlight, maar de man die de gasten ontvangt en verwent: Braakhekke zelf. Le Garage was zijn toneel en elke avond ging het doek op en speelde Joop zijn rol als gastheer met verve. Je ging ook niet naar Le Garage maar naar Joop. Maar vergis je niet: achter het theatrale gebaar school een gedreven vakman met een ongewoon scherp oog voor detail, smaak en ambiance. Een pietlut die boos kon worden om nonchalance en verslapping. Elke avond als het doek op ging, eiste hij de volle 100 procent van de brigade.
Zijn dood in 2016 was het afscheid van de laatste prominente, pure restaurateur. Braakhekke behoorde tot de generatie gastheren die Nederland gastronomisch op de kaart zette. Hij stamde uit een tijd dat niet de chefs maar de restaurateurs het gezicht waren van het restaurantvak. Zoals Leo van Eeghem van De Karpendonkse Hoeve in Eindhoven, Gerard Fagel van De Hoefslag in Bosch en Duin, Fons van Groeningen van Kaatje bij de Sluis in Blokzijl, John Beeren van De Bokkedoorns in Overveen, Fons Stevens van Prinses Juliana in Valkenburg en Jaap Klosse van De Echoput in Hoog Soeren. Maar te midden van al deze namen werd Joop Braakhekke de ster aan het firmament die het laatst flonkerde. Hij was de man die van een diner een sprankelende beleving maakte, hij was de gastheer die stijve omgangsvormen de dood verklaarde en hij was de ondernemer die de theaterbeleving naar het restaurant bracht.
Liefde voor het vak
Ik was bij de opening van Le Garage in 1990 waar ik als jonge freelance journalist Braakhekke interviewde voor Misset Horeca. Later zijn we elkaar nog regelmatig tegengekomen en heb ik hem verschillende keren opnieuw geïnterviewd: over zijn nieuwe concept En Pluche, over de kwaliteit van de horecaopleidingen, over de overheid die het belang van het restaurant onvoldoende inzag. Maar telkens bracht hij ook de teloorgang van het vak van restaurateur ter sprake. ‘Het vak’, riep hij dan vertwijfeld uit, ‘Waar is toch de liefde voor het vák gebleven?’
Hij keek met gemengde gevoelens naar de opmars van de chef die steeds meer in de spotlights kwam te staan. Serieus als hij zijn eigen beroep nam, zag hij de beperkingen van de witte brigade als blikvanger van het restaurant. De ontvangst van de gasten, het geolied samenwerken tussen de zwarte en witte brigade, het creëren van de juiste buzz rondom het restaurant, het ontvangen van internationale beroemden. Nee, dat zag hij een timide kok, die nauwelijks uit zijn woorden kan komen, niet doen. Daar heb je een stijlvolle restaurateur voor nodig, een echte gastheer of gastvrouw. Iemand zoals hij, Joop Braakhekke, de man die ooit acteur wilde worden maar uiteindelijk koos voor ‘het mooiste vak ter wereld’: dat van restaurateur.
Ach, beste Joop. Nu is ook je levenswerk gesloten. Je opvolger heeft echt alles gedaan om zoveel mogelijk voorstellingen door te laten gaan in Le Garage. Met pijn in zijn hart sluit hij het restaurant omdat tussen droom en daad kille cijfers staan en onoverbrugbare bezwaren. Maar Joop: één vacature staat nog open. Vooralsnog heeft niemand je plaats kunnen innemen.
Lees ook: Erwin Walthaus over Le Garage: “Strijdend ten onder” »