Het is je wellicht niet ontgaan dat afgelopen najaar biologisch akkerbouwer Cornelis Mosselman met 100.000 kilo wortelen bleef zitten omdat ze niet door het malletje van de supermarkt pasten. Uiteindelijk is deze oogst met steun van enkele bedrijven en heel veel particulieren gered. Daar moest wel een enorme reddingsactie voor op poten worden gezet. Dat moet toch anders kunnen.
Het risico van de teelt ligt in Nederland bijna volledig bij de boer. Ondanks dat er veel risicofactoren zijn, waar de boer helemaal geen invloed op heeft. Zoals het weer bijvoorbeeld. Maar ook ziekten en plagen vormen een risico. Vandaar dat nog vrij veel boeren naar bestrijdingsmiddelen grijpen om hun opbrengst veilig te stellen. Daarnaast zijn de prijzen die de supermarkten voor onze producten betalen laag en dus zijn de marges klein. Opschalen lijkt dan een logische oplossing, maar daarmee blijven de risico’s gelijk of worden ze zelfs groter.
In 2022 startten rookie-boeren Jaap Fris en Niels Moshagen met hun droom: een regeneratieve gemeenschapsboerderij. Zonder agrarische ervaring, maar met een gezonde dosis ondernemersdrift en lef, storten de twee zich in dit nieuwe avontuur. Inmiddels hebben ze hun eerste volle groei-jaar erop zitten en zijn ze bezig om hun ondernemersplannen verder vorm te geven. “We willen de afstand tussen boer en bord kleiner maken. Boeren zijn daarin de nieuwe verhalenvertellers”, aldus Fris. Dit jaar geeft hij op Food Inspiration iedere maand een uniek inkijkje in het boerenleven.
Oogstaandeelhouders
Op Erve Kiekebos werken we vanuit de overtuiging dat voedsel van ons allemaal is. En dus zijn we ook samen verantwoordelijk voor de productie ervan. Wij verkiezen kwaliteit boven kwantiteit. Als regeneratieve boeren telen we op onze boerderij een grote diversiteit aan gewassen op een relatief kleine schaal. Het belangrijkste voor ons is de verbinding tussen maker - dat zijn wij - en eter - de consument. Als producent hebben we een verantwoordelijkheid om onze klanten van verse gewassen te voorzien die goed zijn voor hun gezondheid. Andersom zijn onze klanten met hun afname medeverantwoordelijk voor ons levensonderhoud.
We noemen onze klanten liever oogstaandeelhouders. Het idee daarachter is simpel. Wij telen groenten en onze klanten kopen een vast aandeel van de oogst. Zij verbinden zich voor een heel jaar aan de oogst. Dertig weken lang ontvangen ze een groentepakket. Bij voorkeur betalen ze vooraf. De kosten maken wij namelijk vooral aan het begin van het groeiseizoen. Zo delen we samen de risico’s, maar ook in de overvloed die van het land komt.
Community suppported agriculture
Deze manier van landbouw wordt ook wel ‘community supported agriculture’ (CSA) of gemeenschapslandbouw genoemd. De vorm ontstond in de jaren 80 in Amerika en is geïnspireerd op de biodynamische landbouwideeën van Rudolf Steiner. Zo’n twintig jaar eerder ontstond er in Japan al ‘Teikei’. Deze door de gemeenschap ondersteunde landbouwmethode, kwam voort uit een diep wantrouwen over de kwaliteit van conventioneel geteeld voedsel en werd aangewakkerd door verschillende milieukwesties. Inmiddels zijn er wereldwijd meer dan 17.000 CSA’s. Elke CSA heeft een eigen karakter, maar nagenoeg dezelfde kenmerken: focus op gemeenschappelijk belang, lokaal georganiseerd, een financieel model gebaseerd op aandelen of abonnementen voor het hele seizoen en wekelijkse levering.
De weg naar een eerlijke prijs
Het is een veelgehoorde klacht in Nederland: eten is duur. Maar als we kijken naar de cijfers, dan geven Nederlanders juist relatief weinig uit aan hun voedsel. In de jaren 60 gaven we nog 30% van ons inkomen uit aan eten, nu is dat nog maar 8%. En, wat veel erger is: we betalen momenteel niet eens de échte prijs voor ons voedsel. De verborgen kosten van onze voedselproductie zijn namelijk niet meegenomen in de supermarktprijs. Verborgen kosten zijn bijvoorbeeld de milieuschade die bestrijdingsmiddelen hebben voor onze leefomgeving of de sociale kosten van uitbuiting van arbeidsmigranten in de productieketen. Deze kosten zijn niet meegenomen in de verkoopprijs, maar rekenen we af als maatschappij als geheel. We betalen dus niet te veel, maar veel te weinig voor ons eten…
Bindingsangst?
Tijdens de Corona-periode vond er kortstondig een opleving plaats van de korte keten en de lokale afzet. Consumenten hadden ineens de tijd om hun zucht naar gemak in te wisselen voor boodschappen doen direct bij de boer. Als we nu naar de cijfers kijken, dan bleek het vooral een snelle flirt te zijn, want tot een langdurige relatie is het meestal niet gekomen.
In een relatie is het geven en nemen. Ook als je een relatie aangaat met lokale voedselproducenten. Je neemt genoegen met wat minder gemak en flexibiliteit, maar krijgt in ruil daarvoor gezonde verse producten met een hoge kwaliteit. En wij merken dat de verwondering over wat je in je box krijgt, groter is dan de onzekerheid daarover. Het helpt je om met groenten aan de slag te gaan die je waarschijnlijk in de supermarkt had laten liggen. En dat is superleuk. Daarbij komt nog dat het landschap in je omgeving aantrekkelijker wordt door een grotere biodiversiteit. En de boer maakt ook nog graag een praatje.
Van ons als boer vraagt het wel wat nieuwe skills. Naast zaaien, planten, dieren verzorgen, snoeien en oogsten, zijn we dagelijks ook actief aan het daten met onze oogstaandeelhouders. In de hoop dat we dit seizoen een tuin hebben die barst van de liefde.